Oversteken is iets heel gewoons. Iets waar je misschien weinig over nadenkt. Je doet het gewoon. En ongemerkt doe je het vaker dan je denkt. Maar wat als er enorm veel verkeer is. Als oversteken bijna een beroep is.
Oversteken. Als kind is er bij je ingehamerd:
Eerst naar links kijken
Dan naar rechts kijken
Dan weer naar links
Alles veilig dan kan je oversteken.
Nooit vanachter een auto of een ander obstakel oversteken. Zorg dat je gezien wordt.
Of als je in een linksrijdend land bent precies andersom. Anders gebeuren er alsnog ongelukken.
Ik kom zelf uit een kleine plaats in Twente. De stad, ja er zijn stadsrechten, heeft slechts een verkeerslicht. Het verkeerslicht is vaker uit dan aan. Het is ook niet heel erg nodig.
Oversteken in een kleine plaats vergt weinig kwaliteiten.
Maar als je in andere plaatsen komt dan is het al anders. In een ander land is het vaak nog weer anders. In een ander werelddeel is het soms een ware kunst.
Hoe dan?
Bijvoorbeeld een stoep. Sommige stoepen zijn zo hoog dat je bijna moet abseilen. En dan heb ik nog geluk dat ik lange benen heb.
Sommige straten zijn prachtig om te zien met hun authentieke stenen. Maar het ligt zo ongelijk dat je er makkelijk je enkels op kan verzwikken of breken. Dus bij het oversteken moet je en op het verkeer letten en waar en hoe jij je voet neer zet.
In sommige plaatsen is het verkeer zo’n wirwar van verschillende voertuigen zoals auto’s, scooters maar ook paard en wagen of een riksja, alles raast door en om elkaar heen. Hectisch, lawaaierig, kleurrijk, chaotisch maar vooral heel erg veel verkeer. Vaak zijn voor mij, en ik denk voor veel westerlingen, de verkeersregels onduidelijk. Bijvoorbeeld in Hochimihncity. Voor een rood verkeerslicht stoppen de meeste auto’s wel maar het merendeel van de scooters niet. En die scooters gaan echt alle kanten op. Van links naar recht of andersom maar ook gewoon schuin als ze dat beter uitkomt. Verkeerslichten voor voetgangers zijn er zelden. En als ze er al verkeerslichten zijn dan slechts aan een kant van de weg. Een beetje capriolen uithalen om toch het verkeerslicht te zien.
Hoe dan toch oversteken in zo’n chaos.
Je moet bijna een beroepsoversteker zijn.
Goed kijken of er toch een soort van ruimte in de wirwar van voertuigen. Let op snelrijders die zijn riskant. Nooit voor een snelrijder de straat op. Snelrijders zijn onberekenbaar. Zie je een gat of een ruimte. Zet dan een ferme stap op straat. Controleer nog even snel links, rechts, links en gaan. In een ferme stap doorlopen! In een redelijke rechte lijn. Nooit twijfelen maar doorlopen in je tempo. Af en toe geef ik zelfs een stopteken. En het werkt. Nou ja. Het verkeer raast nog om je heen. Maar het rijdt om je heen. Niemand wil iemand aanrijden en al vaak helemaal geen toerist.
Op deze wijze ben ik al vele straten overgestoken. Zonder enige schade op te lopen. En het scheelt heel veel wachten. Want wachten tot al het verkeer stilstaat is wachten op tot Pinksteren en Pasen samenvallen. Nooit.